In 2022 kregen 597 personen nieuwe hiv-diagnose in België
In 2022 kregen 597 personen een nieuwe hiv-diagnose in België. Dat is een stijging van 14% ten opzichte van 2021. Deze stijging moet echter met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd vermits de jaarlijkse trends sinds de COVID-19-pandemie meer schommelen.
De globale trend inzake nieuwe hiv-diagnoses in België van het laatste decennium blijft dalend.
Bij mannen die seks hebben met mannen, daalde het aantal nieuwe hiv-diagnoses ten opzichte van 2021 behalve bij de 20-29 jarigen, bij wie voor het tweede jaar op rij een stijging wordt waargenomen.
Ons land heeft de UNAIDS “95-95-95”-doelstellingen (externe link) voor het continuüm van de hiv-zorg bereikt. Om de hiv-epidemie in België verder terug te dringen, is een nog betere inzet van combinatiepreventie voor mensen die risico lopen op een hiv-infectie noodzakelijk.
Cijfers en trends in 2022
Bij mannen die seks hebben met mannen (MSM), vooral die met de Belgische nationaliteit, daalde het totaal aantal nieuwe hiv-diagnoses ten opzichte van 2021, waarmee de neerwaartse trend van de voorgaande jaren werd hervat. Dit lijkt erop te wijzen dat de ingevoerde preventiestrategieën doeltreffend zijn, in het bijzonder de preventieve hiv-behandeling (PrEP).
Maar bij MSM tussen 20 en 29 jaar, voornamelijk Belgen en Latijns-Amerikanen, is er voor het tweede jaar op rij een aanzienlijke toename van het aantal diagnoses. Dit benadrukt de noodzaak om de toegang tot en het gebruik van alle preventiestrategieën in deze jonge en diverse populatie te optimaliseren, waaronder het gebruik van PrEP.
In 2022 was er een toename van de diagnoses bij heteroseksuele vrouwen met Sub-Saharaans Afrikaanse nationaliteiten. Deze stijging komt na de sterke daling in 2020 en 2021. Verschillende factoren gerelateerd aan migratie en toegankelijkheid van gezondheidszorg kunnen deze schommelende trend verklaren. Het is mogelijk dat als gevolg van de COVID-19-pandemie de migratiedynamieken en de toegang tot screening verstoord werden en dat er in 2022 een inhaalbeweging heeft plaatsgevonden. Het is daarom noodzakelijk om speciale aandacht te besteden aan deze populatie in strategieën voor hiv-preventie en vroegtijdige opsporing met snelle start van behandeling.
Voor het eerst maakt de hiv-surveillance een onderscheid tussen:
- personen met een nieuwe hiv-diagnose
- en personen, voornamelijk buitenlanders, die al een diagnose hadden of zelfs opgenomen waren in de hiv-zorg in een ander land vóór de eerste bevestiging van hun diagnose in België.
Dit onderscheid werd met terugwerkende kracht ingevoerd op alle diagnoses sinds het begin van de hiv-epidemie in België.
Naast de 597 personen met een nieuwe hiv-diagnose in 2022, waren er in België 455 die een bevestiging kregen van een vooraf bestaande hiv-diagnose. Een kwart van hen waren Oekraïners, voornamelijk vrouwen, die de oorlog in hun land ontvluchtten. Voor deze personen is een snelle toegang tot hiv-zorg in België een prioriteit.
Continuïteit in de hiv-zorgverlening
Een optimale zorgverlening voor personen met hiv vereist een continuïteit van diensten tijdens verschillende stadia: screening, diagnose, opname in de zorg, behoud van de zorg, aanvang van de antiretrovirale behandeling en het bereiken van een onderdrukte virale lading. Personen met hiv met een niet-detecteerbare virale lading hebben een gunstigere prognose en kunnen het virus niet meer overdragen tijdens seksuele contacten, wat bijdraagt tot de preventie van nieuwe hiv-infecties.
In 2022 leefden in België naar schatting 19 230 personen met hiv. Hiervan werd 97% gediagnosticeerd, hiervan kreeg 94% antiretrovirale behandelingen en hiervan had 98% een onderdrukte virale lading. Dit betekent dat 89% van alle personen die in ons land met hiv leven, een onderdrukte virale lading had. België heeft hiermee de UNAIDS “95-95-95”-doelstellingen voor 2025 (externe link) gehaald.
Aanbevelingen
Om hiv in ons land verder terug te dringen ligt de prioriteit bij:
- een verdere vermindering van het aantal nieuwe hiv-infecties
- een snelle diagnostiek van personen met hiv
- en een snelle start van hun behandeling.
Het is daarbij belangrijk dat Sciensano de epidemiologische situatie van hiv in ons land permanent blijft opvolgen om het publiek en de gezondheidswerkers te informeren en om de nodige steun te verlenen bij de voorbereiding van interventies en de ontwikkeling van beleidsinitiatieven.
Sciensano-onderzoekster Jessika Deblonde: “Ondanks de vooruitgang van de voorbije jaren is de hiv-epidemie in België nog niet onder controle. Zo verdient de toename van het aantal diagnoses bij jongere MSM onze aandacht. Het is daarom van groot belang om nog meer vooruitgang te boeken op het gebied van vroegtijdige diagnose en het effectief gebruik van het volledige gamma van preventiestrategieën, waaronder PrEP, door personen met een risico op hiv. Dit vergt maatwerk, bijvoorbeeld door een opschaling van screeningsactiviteiten in steden en settings waar hiv meer voorkomt, maar ook door sleutelpopulaties proactief te benaderen om het gebruik van combinatiepreventie te optimaliseren.”
Ook Sensoa, het Vlaams expertisecentrum voor seksuele gezondheid, benadrukt het belang van verdere vooruitgang.
“Het succes van PrEP, de medicatie die beschermt tegen overdracht van hiv, bij mannen die seks hebben met mannen (MSM) en de positieve impact daarvan op het aantal nieuwe diagnoses, sterkt Sensoa om daarop te blijven inzetten. Kennis over PrEP, een vlotte beschikbaarheid tot PrEP en een positieve houding tegenover PrEP staan daarbij centraal. Het afgelopen jaar heeft Sensoa sterk ingezet op informeren over PrEP. Daarnaast overtuigden we mensen om te overwegen PrEP te gebruiken, als één van de manieren om zich te beschermen tegen hiv. Sensoa richtte zich met zijn campagne naar een brede groep van MSM, met specifieke aandacht voor jonge MSM. Het taalgebruik, de keuze van rolmodellen en materiaal zijn zo inclusief mogelijk. Via terreinwerk in clubs, gay sauna’s- en bars, de aanwezigheid op lgbtq+ festivals en prides en online outreach wil Sensoa een zo divers mogelijk publiek te bereiken.
De relatief hoge cijfers van laattijdige diagnoses blijven een aandachtspunt. Het vroeg opsporen van hiv en opstarten van de behandeling blijft een essentieel element in de preventie. Door de behandeling daalt de hoeveelheid virus in het bloed in die mate, dat het ‘ondetecteerbaar’ wordt en het virus niet meer kan overgedragen worden. Zelfs niet door seks.
Een laattijdige diagnose is dus zorgwekkend omdat de persoon met hiv al die tijd het virus kan blijven overdragen. Ook voor de gezondheid van een persoon die leeft met hiv, is dit niet opportuun: het virus kan zich blijven vermenigvuldigen en het afweersysteem aanvallen. Het verminderen van het stigma dat kleeft aan leven met hiv en het verkleinen van het taboe, kan de angst om zich te laten testen verkleinen. De kwaliteit van leven met hiv is nu dankzij de medicatie, gelijkaardig aan de levenskwaliteit van leven zonder hiv. Daarover informeren en sensibiliseren blijft daarom noodzakelijk.”